Emma
Mijn naam is Emma. Een gewoon meisje met een gewone naam en ooit lang gelden ook met een gewoon leven. Ook al, mijn leven is volgens mijn ouders een wonder. Ik zal alleen een heel stuk terug moeten in de tijd, wil ik dat je dat begrijpt.
Mijn moeder kon eigenlijk geen kinderen krijgen volgens de artsen, maar toen werd ze toch zwanger van mijn broer en zus – Tom en Esmee – een tweeling. Vier jaar later werd mijn andere zus Yara geboren. Niet lang daarna werd mijn moeder weer zwanger. Niet van mij, maar van een jongentje na vijf maanden overleed hij in de buik. Hij was nog niet eens volledig ontwikkeld. Pas na drie miskramen, een hoop tranen en de hoop op een goede afloop werd ze zwanger van mij. Ongeveer een maand voor de uitgerekende datum werd mijn moeder ziek. Op een gegeven moment was het zo erg dat ze met spoed naar het ziekenhuis moest, daar hebben ze haar weeën opgewekt. Na bijna twee uur ben ik geboren.
Na een heleboel onderzoeken en testjes mochten mijn moeder en ik naar huis. Volgens het verhaal dat aan mij verteld is, was de hele familie en Gijs – de beste vriend van Tom – bij ons thuis. Gijs was ook onze buurjongen, toen des tijds. Later verhuisde hij naar de straat tegen over die van ons, op nog geen drie minuten lopen bij ons vandaan. Nadat mijn broer en zussen me vast mochten houden, mocht Gijs. Geen idee of het waar is, maar volgens mijn ouders wilde hij me niet meer terug geven.
De eerste drie jaar van mijn leven zijn ziet heel erg interessant. Mijn broer en zussen vonden me geweldig en speelde daardoor veel met me, maar verder gebeurde er niet veel meer dan dat ik leerde praten en lopen. Nadat ik vier werd veranderde dat, Esmee had ineens geen zin meer om met een kleuter op te trekken. Gijs verving haar daarna een beetje, hij ging steeds vaker met Tom mee naar huis.
Op mijn vierde verjaardag ging ik net zoals veel kinderen voor het eerst een hele dag naar school. Ik kan me er niet echt iets van herinneren, maar wat ik wel weet is dat ik er gelijk bij hoorde. Binnen een paar dagen had ik een heleboel vriendjes. Iedere woensdag wilde ik bij een ander kindje spelen tot ergernis van mijn ouders. Al bleef vrijdag mijn favoriete dag, dan ging ik naar mijn opa en oma. Natuurlijk ging ik niet alleen, mijn broer en zussen gingen ook en zelfs Gijs. Dat kwam eigenlijk omdat zijn ouders allebei moesten werken en die van ons ook. Zelfs jaren later toen Tom, Esmee en Gijs op de middelbarenschool zaten bleef dat een traditie.
Op mijn achtste ergens in juli overleed mijn opa. Mijn hele leven storten in. Dat was ook het moment dat ik voor het eerst droomde dat mijn ouders een ongeluk kregen. De droom was heel echt, alsof ik ernaast stond. Een verachtwagen die om klapte en boven op onze auto viel. Niet heel logisch, maar ik was doodsbang dat het echt zou gebeuren.
Het ergste was dat mijn ouders een paar weken later op vakantie gingen zonder ons. Wij zouden die paar dagen bij Gijs logeren. Ik weet niet hoe laat het was, maar het was al na twaalven.
Ik zit recht op in bed mijn ogen branden. Yara zit naast me en pakt mijn hand. Heel even begint de kamer te draaien. Op de gang hoor ik iets en dan gaat de deur open. Tom en Gijs komen de logeerkamer in.
“Gaat alles goed hier?” vragen ze tegelijkertijd.
Ineens weet ik weer wat er gebeurd is. Ik had een droom. Door de verwarring begin ik te huilen. Yara probeert me te trosten, maar het lukt niet. Zelfs haar lieve woorden en haar zachten vertrouwde stem maken me niet rustig.
“ssttt, het is goed. Stil maar we zijn hier.”
Nu komt Esmee ook de logeerkamer in en zegt:
“Hé er proberen mensen te slapen… o, heeft ze weer een nachtmerrie?”
“Nee, er ligt een monster onder haar bed.”
De toon waarop Tom het zegt is bijna boos, in plaats van sarcastisch. Gijs komt bij ons op bed zitten en kijkt me aan.
“Lieverd,” zegt hij. “Kan je vertellen waar je droom over ging?”
Ik knik, maar ik ben zo overstuur dat er geen normaal woord uit mijn mond komt.
“Pa… en, en… ma, ma… een, een auto.”
“Droomde je dat er iets met je ouders gebeurde?”
“Ja…”
Hoe het kwam geen idee, maar ik stopte met huilen. Het ging over in een zacht gesnik. Gijs nam me in zijn arme en hielt me net zolang vast tot ik weer in slaap viel.
Na die nacht had ik steeds vaker nachtmerries. Tom, Yara, Esmee en mijn ouders moesten me bijna iedere nacht trosten. Steeds vaker wilde ik niet gaan slapen. Ook thuis blijven zonder Tom wilde ik niet meer. Alles bij elkaar duurde bijna twee jaar en toen waren ze ineens over. Ik begon weer door te slapen ’s nachts. Na twee weken voelde iedereen zich veel gezonder, ik ook. Al begon ik me er bewust van te worden dat ik niet graag alleen wilde zijn. Soms voelde ik me dan bang.
Op mijn elfde ging ik naar een therapeut voor kinderen. Na een paar weken praten kon ze vaststellen dat ik verlatingsangst heb. Hoe dat begonnen is, weet niemand precies. De oplossing was best simpel, mijn ouders moesten me zo nu en dan alleen laten. Steeds iets langer, zodat ik eraan kon wennen. Rond mijn dertiende leek het over te zijn. De enige momenten van angst aanvallen waren wanneer mijn ouders een paar dagen weg waren.
Mijn dertiende levens jaar was ook het jaar dat ik in de brugklas zat. Daar ging ik mee op kamp, kennismakingskamp. Op groep achtkamp werd ik na een middag al opgehaald door mijn ouders nadat ik een paniekaanval had. Bij dit kamp weigerde mijn ouders om me op te halen. De eerste dag ging eigenlijk best goed. Ik had het gezellig met mijn nieuwe vrienden. Dag twee bestond uit het bezoek van een museum. Op dag drie kreeg ik weer een paniek aanval, maar ik mocht van mijn mentor net zolang met mijn ouders bellen als ik wilde. Door de actie hield ik het de laatst dag toch nog vol en kon ik zeggen dat ik mijn grootste angst overwonnen had.
Op kamp was ik ook heel klos geworden met een meisje – Mara – uit mijn klas. Ze heeft zwart lang haar en blauwe ogen. Omdat haar naam zo op die van mijn zus lijkt noemde ik haar de eerste paar weken vaak Yara. Gelukkig doe ik dat nu niet meer.
Schrijfster: Krisha van der Male ©krisha van der Male ©Make a Wish
Reactie plaatsen
Reacties